Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [32]De rechtvaardigen zagen het, en [33]waren blijde, en [34]de onschuldige bespotte hen; 32. Namelijk Noach, met de zijnen; want deze woorden behoren nog [naar sommiger gevoelen] tot de historie van den zondvloed. 33. Te weten, niet in den ondergang der goddelozen, maar in het bewijs van Gods rechtvaardigheid tegen dezelve, en zijn barmhartigheid tegen henzelven. 34. Namelijk Noach.